Cler. Luik, I.L. 1486-1512 (1484-1543) Oisterwijk, Den Bosch e.a. Heer Wouter Jan Doremans zoen, heer Wouter Doerman(s), Dormans, werd omstreeks 1460 geboren te Oisterwijk. Waarschijnlijk was hij een zoon van Jan Aert Jan Doremans en was heer Embrecht Doremans (nr.83) zijn broer. Genoemde Jan Doremans had ook een dochter Lysbeth die trouwde met Jacop, zoon van Aert Buckincs. Jan was zelf een zoon van Aert of meester Aert Doremans die een zoon was van Jan Doremans van Oesterwijc en van een zekere Lysbeth. Meester Aert was chirurgijn te Oisterwijk en getrouwd met Ida, dochter van Aert van Gheel, zoon van Gielis van Gheel die weer een zoon was van Jan van Hees. Meester Aert had nog een broer heer Meeus (Bartholomeus) die priester was en die op 27 maart 1447 ten overstaan van schepenen van Den Bosch heer Dirck Dommelmans (nr.85) machtigde tot het innen van zijn pachten en cijnzen. Behalve Jan had meester Aert nog vijf andere kinderen: Jacop, Wouter, Willem, Mechtelt en Lysbeth. De laatste was een natuurlijke dochter. Haar zuster Mechtelt was getrouwd met Evert sBruynen van wie ze een zoon Aert had. Hun broer Willem woonde tot zijn dood omstreeks 1499 in Brugge. 1) De notaris :Walterus Doreman werd op 10 september 1481 te Leuven als artes-student ingeschreven. Vanaf 1484 was hij als clericus en notaris weer terug in Oisterwijk. Hij had daar toen omgang met de ongetrouwde vrouw Margriet Dicbier waarvoor hij in 1486, toen hij inmiddels tot priester was gewijd, alsnog een boete van 2 Rijnsgulden moest betalen. Vanaf 1485 was heer Wouter waarnemend pastoor van Oisterwijk waar hij tussen 1484 en 1490 als notaris ook één schenking en vier testamenten beoorkondde. Daaronder was ook het testament van heer Floris Ghijsbrechts (nr.142). In 1492 stelde heer Wouter bovendien een testament op in het nabijgelegen Haaren. Slechts twee van zijn akten zijn in extenso overgeleverd. In 1494 en 1495 trad heer Wouter te Oisterwijk nog op als executeur-testamentair van heer Goessen van Doern. In 1497 werd hij benoemd tot rector van de kerk van Baardwijk in het graafschap Holland (bisdom Luik). 2)
Over zijn Baardwijkse periode zijn we goed ingelicht dankzij een biografische nota in een Baardwijks obituarium van omstreeks 1550. Daaruit blijkt dat heer Wouter de achtste pastoor van Baardwijk was en dat hij daar op 24 juni 1498 kwam resideren. In het jubeljaar 1500 maakte hij een reis naar Rome waar toen een volle aflaat verkregen kon worden. Vóór zijn reis naar Rome stichtte hij te Baardwijk een vesper op zon- en feestdagen. In 1509 gaf hij bovendien opdracht om na zijn dood een altaar ter ere van het H.Kruis en St.Joris te stichten en in 1518 fundeerde hij ook een dagelijkse lof voor het H.Kruis. Heer Peter Schilders (nr.354) zou de eerste rector van het H.Kruisaltaar worden. Volgens het obituarium bleef heer Wouter pastoor van Baardwijk tot het begin van 1522 toen hij zijn beneficie met meester Henrick Fabri (nr.124) ruilde tegen het St.Anthoniusaltaar en enkele andere beneficies in de Bossche St.Jan. 3)
Een ouder Baardwijks obituarium werd door heer Wouter tijdens zijn verblijf in de parochie met nieuwe gegevens aangevuld. Vooraan voegde hij tevens diverse aantekeningen toe over de geschiedenis van zijn parochie, waaronder ook twee concepten van handelingen die hij zelf als notaris had bijgewoond. Het eerste concept dateert van 24 augustus 1509 en betreft de visitatie van zijn kerk door heer Peter van Corttenbach, zegeldrager van Luik, en heer François Chaillet (Franciscus Calati), wijbisschop van Luik. Het andere concept betreft de overdracht van een aantal boeken en paramenten die bij testament aan de kerk waren nagelaten door meester Dirck Beeris (Theodericus Thiberii), een theoloog die geboren en begraven werd in Baardwijk. De datum van de overdracht wordt niet vermeld, wel die van het overlijden van de testateur (23 mei 1507). Uit de rekeningen van de Bossche O.L.V.-broederschap blijkt verder nog dat heer Wouter zeker van 1499 tot 1510 fungeerde als zaakwaarnemer van de broederschap in Baardwijk. Behalve de gebruikelijke 1½ gulden voor zijn mantel schonk de broederschap hem in 1502 ook een stoop wijn ter waarde van 4 stuivers "want hij neerstich is ende gelt bracht". 4)
Heer Wouter was in 1512 als notaris al eens in Den Bosch aanwezig geweest bij de inventarisatie van de inhoud van een aantal geldbuidels door de executeurs-testamentair van de Hemertse kanunnik heer Willem die Borchgrave. In 1521 kocht hij er van meester Henrick Fabri (nr.124) een huis aan de Choorstraat bij het Groot Begijnhof. Meester Henrick had dit huis eerder dat jaar gekocht van Anthonis Berthouts van Baardwijk. In het begin van 1522 werd heer Wouter rector van het St.Anthoniusaltaar in de St.Jan "met meer ander altaeren ende pentien" die tot dan in bezit waren geweest van meester Henrick Fabri. Deze kreeg in ruil daarvoor het rectoraat van Baardwijk. Heer Wouter bleef tot zijn dood in 1543 in Den Bosch wonen. Op 3 maart 1533 overhandigde hij bij het St.Jorisaltaar in de St.Jan zijn eigenhandig geschreven testament aan de notaris heer Henrick Loekeman (nr.248). In het testament, dat uit een katern of boekje van meerdere bladen papier bestond, noemde hij zich: "Ick, Wouter Jan Doremans zoen, priester van Oesterwijck, tslants van Brabant, des bisdoms van Ludick". Hij vermeldde verder uitdrukkelijk dat hij nog gezond van lichaam was en ondertekende het testament met zijn paraaf :Walterus Doremans. 5)
Uit zijn testament blijkt dat hij in 1533 cijnzen en pachten bezat ter waarde van 73 Rijnsgulden per jaar. Zijn erfgenamen zouden deze pas mogen ontvangen nadat zij daarvoor de som van 1000 gouden Rijnsgulden zouden hebben betaald. De helft van dit bedrag bestemde hij voor een beurs voor twee clerici van twaalf jaar of ouder die aan hem verwant waren en in Oisterwijk naar school gingen. Vanaf hun veertiende moesten ze dan een school (of universiteit) buiten Oisterwijk bezoeken, maximaal tot hun vierentwintigste. Daarna konden ze de beurs nog behouden door priester te worden en dagelijks voor de ziel van de testateur te bidden. Een kwart van het bedrag werd gereserveerd voor een arme verwante clericus die ongeveer drieëntwintig jaar oud moest zijn en die met de beurs zijn priesterwijding kon bekostigen om vervolgens als tegenprestatie twee à drie missen per week te lezen voor de zielen van heer Wouter en zijn ouders. Van deze priester werd bovendien verwacht dat hij zich zou gedragen "wail eerbare van leven, dat is te weten hij geen vrouw en hadde in synen huyse daer quade fame of feit van waren van oneerbaerheyt". Het laatste kwart van het bedrag was bestemd voor de meesters van de Oisterwijkse Tafel van de H.Geest die de beurzen zouden beheren. Ruim tien jaar later, op 26 november 1543, overleed heer Wouter. Hij werd begraven bij het St.Anthoniusaltaar in de St.Jan. Uit het Baardwijkse obituarium van omstreeks 1550 blijkt dat er de nalatenschap niet geheel toereikend was voor de betaling van de schulden aan de kerkfabriek van Baardwijk en andere crediteurs zonder te korten op de legaten. Er werd met zijn executeurs-testamentair overeengekomen dat het testament tot 24 juni 1546 zou "stilstaan", dat wil zeggen dat er met de uitvoering zou worden gewacht zodat met de jaarlijkse inkomsten uit zijn nalatenschap ondertussen de schulden konden worden afbetaald. Van het testament - dat alleen in twee uittreksels is overgeleverd - was omstreeks 1550 een volledig exemplaar aanwezig in de kerk van Baardwijk. 6)
|
Noten | |
1. | GAH, RA 1214, fo.164v (1443/44), RA 1216, fo.69v, fo.342r (1445/46), RA 1217, fo.444v (27 mrt.1447), RA 1221, fo.230v (1450/51), RA 1223, fo.121v (14 okt.1452), RA 1231, fo.54r, fo.217r (1460/61), RA 1232, fo.205v (1461/62), RA 1232, fo.205v (8 jan.1462), RA 1243, fo.290r (1474), RA 1244, fo.343v (1474/75), RA 1267, fo.349r (28 mrt.1499); GAH, THG 2453 (22 jan.1461); Vgl.: SAKO, AGO 7 (Obituarium), fo.61r. |
2. | Wils, Matricule, II 446 nr.10; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, II 147, 399; Juten, Consilium, 218; Bijlage II 86.1, 86.2, 86.3; Onvolledig overgeleverde akten: RANB, SCO 1, fo.104r (3 sept.1488), fo.115r (23 okt.1487), fo.119r (26 sept.1484), fo.119v (17 mei 1492); Executeur: GAH, RA 1264, fo.271v-272r (24 okt.1494); SAKO, THG Oist. 1, fo.55v (regest 235) (8 mei 1495). |
3. | RANB, Baardwijk 2 (obituarium van ca.1550), fo.67r; Frenken, "Nog een oude kalender", 8; Hornman, "Geschiedenis", 45; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, II 336, 337; Juten, Consilium, 42; Schutjes, Geschiedenis, III 165; Bijsterveld, Laverend, II 439, nr.76. |
4. | ABH, OPA Baardwijk, obituarium (vijftiende eeuw), fo.1r; Frenken, "Een cijnslijst", 24; Hornman, "Geschiedenis", 34, 40-41; Bijsterveld, Laverend, 38 noot 65; Van Dijck, De Bossche optimaten, 412; OLVB 52, band 6, fo.41v (1501/02), band 7, fo.188r (1509/10), vgl. fo.333v (1512/13). |
5. | Bijlage II 87.4; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II 559 (hier staat echter: Wouter van Doremaelen Janszn, priester); RANB, Baardwijk 2, fo.67r; RANB, HCMM 152 (regest 1858) (3 mrt.1533); RANB, BS 37, p.917-919 (idem); Zie verder: Van Rooij, Het oud-archief, I 225 nr.3288; GAH, RA 1311, fo.290r (1 febr.1530). |
6. | RANB, BS 37, p.917-919 (3 mrt.1533); Van der Does de Willebois, Studiebeurzen, III 243; Schutjes, , II 222; Huybers, Oud Oisterwijk, 25; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, II 337; APB, St.Jan II, Obituarium, p.343, p.465; RANB, Baardwijk 2, fo.49r, fo.68r-v. |